Jouw netwerk in kaart.
Hoe kan je jouw netwerk inzetten en om hulp vragen bij mantelzorg?
Wat is een netwerk?
Leven met en zorgen voor je naaste kan intensief zijn en in de toekomst misschien ook (te) belastend voor je worden. Je kunt mensen uit je omgeving vragen om bepaalde taken over te nemen of om je naaste op een fijne manier gezelschap te bieden. Denk daarbij aan vrienden, familie, buren, kennissen en ook aan bijvoorbeeld collega’s en mensen die je kent van clubs en verenigingen waarvan je deel uitmaakt. We noemen de groep mensen om je heen jullie netwerk. Mensen uit dit netwerk kun je uitnodigen in TimeSteps.
Hulp van mensen uit je netwerk.
Denk ruim als je nagaat waarmee mensen jou kunnen helpen. Denk aan praktische taken zoals boodschappen doen, een keer halen/brengen, was draaien, tuin onderhouden, financiële ondersteuning. Maar denk ook aan dingen waardoor je naaste zich prettig voelt, zich kan ontspannen, en aan situaties waarin hij iets kan doen wat voor hem van betekenis is of waarin jij ontlast wordt, zodat je ook even aan jezelf toekomt. Voorbeelden zijn wandelen, iets creatiefs doen, een museum bezoeken, luisteren en praten, iets maken, muziek luisteren of maken, een hapje eten of iets drinken.
Bij jou in de buurt worden ook activiteiten georganiseerd, zoals zangkoren, sportieve activiteiten of contact met lotgenoten. Zoek bijvoorbeeld naar de welzijnsorganisatie bij jou in de buurt.
Het is belangrijk dat de persoon met dementie een waardig en voor hem waardevol en betekenisvol bestaan heeft, en dat jij de ruimte hebt om te doen wat voor jou nodig is om ook een waardevol en betekenisvol leven te leiden.
Betrek mensen uit je omgeving er in een vroeg stadium van de ziekte bij, zodat ze als het ware kunnen ‘meegroeien’ met een steeds veranderende situatie.
Waar kun je hulp gebruiken en van wie?
Overleg met je naaste welke specifieke behoeften jullie hebben: op het gebied van eten (boodschappen, koken, afwas en opruimen), dagelijkse taken als schoonmaken, opruimen, planten verzorgen, was doen, vuilnis buiten zetten, gezelschap (wie wil je graag bij je hebben, met wie zou je welke dingen kunnen doen?), vervoer (waar wil je naartoe en hoe: lopend, op de fiets, met de bus, trein of auto?) en met wie zou je graag leuke dingen willen doen?
Bespreek ook hoe het voor je naaste is om andere mensen in huis te hebben of om met hen weg te gaan. Wie ziet hij/zij graag, wat doe je graag met anderen, van wie accepteert je hulp en bij wat?
Stel jezelf de volgende vragen en schrijf de antwoorden op:
- Welke hulp zouden we fijn vinden en van wie zouden we die hulp willen?
- Wie is fijn gezelschap? Met wie zou ik of mijn naaste graag iets doen en wat zou ik dan willen doen?
- Wanneer zou ik hulp of gezelschap fijn vinden? Op een vast moment in de week of als ik erom vraag? Hoe Lang per keer?
Maak een overzicht van hoe het nu is en stel het waar nodig bij; zie de afbeelding en het schema hieronder.